Zorgpersoneel met long covid krijgt geen voorschot op schadevergoeding

Gisteren, 8 maart 2023, heeft de Rechtbank Den Haag de door de vakbonden FNV en CNV tegen de Staat ingestelde vordering in kort geding afgewezen. De vakbonden hadden een ‘collectieve actie’ ingesteld met het doel dat iedere gedupeerde zorgmedewerker een voorschot op schadevergoeding van bijna € 23.000,- uitbetaald zou krijgen. Subsidiair vorderden de vakbonden een gebod aan de Staat om met de vakbonden in overleg te treden over een compensatieregeling.

Collectieve actie
Zo’n rechtsvordering in de vorm van een collectieve actie kan worden ingesteld door een stichting of vereniging voor zover deze rechtsvordering strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen. Wel moet de eisende stichting of vereniging deze belangen op grond van haar statuten behartigen en moeten deze belangen voldoende zijn gewaarborgd.

Voor een collectieve actie is dus vereist dat de behartigde belangen (in dit geval dus van de zorgmedewerkers met long covid) voldoende gelijksoortig zijn. Als dat niet het geval is, dan zal elk geval individueel beoordeeld moeten worden, omdat er voor elk geval verschillende feitelijke en juridische vragen te beantwoorden zijn.

Beoordeling door de voorzieningenrechter
In het kort geding heeft de Staat gesteld dat de post-covid-klachten van zorgpersoneel en de daaruit voortvloeiende schade niet voor iedere gedupeerde hetzelfde zijn. De schade van gedupeerde en de mate van eventuele aansprakelijkheid daarvoor van de Staat zijn daarom enkel op individueel niveau vast te stellen. Om deze reden zijn de vakbonden naar mening van de Staat niet-ontvankelijk in hun vordering. De voorzieningenrechter volgt deze visie.

Hierbij speelt een rol dat de groep van gedupeerde zorgmedewerkers voor wie de vakbonden hun collectieve vorderingen hebben ingesteld, erg divers is. Het gaat om zorgmedewerkers werkzaam in ziekenhuizen, verzorgings- en verpleegtehuizen, in de gehandicaptenzorg, wijkverpleging, geestelijke gezondheidszorg, huisartsenzorg, jeugdzorg, ambulancezorg, geboortezorg en die binnen diverse onderdelen van de zorg ook op diverse afdelingen verschillende functies hebben uitgeoefend. Naar oordeel van de voorzieningenrechter heeft de staat terecht aangevoerd dat of en in welke mate deze medewerkers tijdens de uitoefening van hun werkzaamheden zijn blootgesteld aan het risico op besmetting met corona, gelet op de diversiteit binnen de groep gedupeerden, niet in algemene zin valt vast te stellen. De concrete omstandigheden van ieder individueel geval zijn relevant.

Ook heeft de Staat er terecht op gewezen dat er geen sprake is geweest van een uniform beleid in het kader van de bestrijding van het coronavirus. Door de Staat zijn (o.a.) voor de zorgsector diverse maatregelen genomen en adviezen gegeven om verspreiding van corona te voorkomen, echter zijn voor verschillende deelgebieden in de zorg op verschillende momenten verschillende maatregelen en richtlijnen aangekondigd. Werkgevers in de zorg hebben deze maatregelen en richtlijnen vervolgens uitgewerkt in eigen protocollen. De voorzieningenrechter verbindt hieraan de conclusie dat de omstandigheden waaronder de zorgmedewerkers hun werk hebben uitgeoefend en het daarop toepasselijke beleid, zich niet lenen voor een collectieve behandeling. Er kan dus niet in algemene zin worden vastgesteld of er door de Staat adequate maatregelen zijn genomen ter bescherming van zorgmedewerkers.

Of en in hoeverre gedupeerde zorgmedewerkers schade hebben geleden en zo ja, of deze schade valt toe te rekenen aan onrechtmatig handelen van de Staat, kan enkel worden vastgesteld aan de hand van een individuele beoordeling waarbij de aard van de verrichte werkzaamheden en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht worden betrokken. De situaties van de individuele zorgmedewerkers zijn te verschillend om collectief te behandelen.

De voorzieningenrechter wijst er wel op dat in redelijkheid niet ter discussie kan staan dat de gedupeerde zorgmedewerkers een groot belang hebben bij het op korte termijn verkrijgen van duidelijkheid over financiële compensatie. Hoe begrijpelijk het doel van de door de vakbonden ingestelde kortgedingprocedure dan ook is, juridisch is deze route geen optie.

Ook de vordering van de vakbonden tot het opleggen van een gebod tot overleg, wordt door de voorzieningenrechter afgewezen. Reden hiervoor is dat er geen juridische grondslag bestaat voor een verplichting tot overleg.

Hoe nu verder?
De vakbonden hebben aangegeven de uitspraak teleurstellend te vinden en roepen de overheid op om snel duidelijkheid te geven over compensatie. Ook hebben de vakbonden aangegeven een bodemprocedure te overwegen. De overheid is voornemens om in april een opzet van een regeling bekend te maken waarin gedupeerde zorgmedewerkers uit de eerste coronagolf tegemoet worden gekomen.

Thema's: Zorg en welzijn en Arbeid
Auteur: mr. Willemijn Kuper

Meer nieuws Nieuwsbrief

Actueel

  • Digitale error komt voor risico van de advocaat
    Lees meer
  • Wro of Omgevingswet bij een gewijzigd bestemmingsplan?
    Lees meer
  • Wetsvoorstel Modernisering Concurrentiebeding, doorgeschoten regeling?
    Lees meer

Meer nieuws Nieuwsbrief

Advocaten en juristen

Wim Bulthuis

Advocaat

Ivo van der Meer

Advocaat

Cynthia Grondsma

Advocaat

Dirk-Jan Westra

Advocaat

José Kemper

Advocaat

Willemijn Kuper

Advocaat

Lisa Blankestijn

Advocaat

Ayla Bosma

Advocaat

Femke de Jong

Advocaat

Aimée Tjalma

Advocaat

Gido Kalfsbeek

Juridisch medewerker

Alle advocaten en juristen

Deze website gebruikt cookies Ok