Lutz Jacobi's Friese belofte; een valse belofte?

Op 30 april 2013 heeft Tweede Kamerlid Lutz Jacobi van de PvdA ten overstaan van de Koning de belofte in het Fries afgelegd. Direct ontstonden er op social media discussies over de vraag of het gebruiken de Friese belofte in dit geval wel mag.


In artikel 32 van de Grondwet staat dat de Koning zo snel mogelijk nadat hij Koning is geworden, wordt beëdigd en ingehuldigd in Amsterdam in een openbare vergadering van de Staten-Generaal. Daarbij zweert of belooft de Koning trouw aan de Grondwet en een getrouwe vervulling van zijn ambt. Tot slot bepaalt artikel 32 van de Grondwet dat de wet nog nadere regels vaststelt. In 1992 is de Wet beëdiging en inhuldiging van de Koning in werking getreden. In die wet is de eed, dan wel de belofte, die de Koning dient af te leggen letterlijk opgenomen.

 

Daarnaast wordt in de wet bepaald dat de voorzitter van de Staten-Generaal een plechtige verklaring uitspreekt, waarna deze plechtige verklaring door alle leden van de Staten-Generaal wordt beëdigd of bevestigd. In de Wet beëdiging en inhuldiging van de Koning wordt dus wel die plechtige verklaring letterlijk weergegeven, maar de tekst van de beëdiging of bevestiging daarvan door de kamerleden niet.

 

In de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer is voor dat geval, de letterlijke tekst van de eed staat niet in de wet, in artikel 1 bepaald dat indien een belofte wordt afgelegd in plaats van de woorden "Dat beloof ik" kan worden gezegd "Dat ûnthjit ik". Zou Lutz Jacobi de eed hebben afgelegd dan zou zij in plaats van de woorden: ”Zo waarlijk helpe mij God Almachtig" hebben mogen zeggen "Sa wier helpe my God Almachtich". Het stond Lutz Jacobi dus vrij om de Friese woorden te gebruiken. Omdat de eed die de Koning aflegde wel letterlijk in de wet staat, mocht hij de eed niet in het Fries afleggen.

 

Het is de vraag overigens of de Kamerleden die niet de eed, maar de belofte hebben afgelegd, wel de juiste tekst hebben uitgesproken. Artikel 3 van de Wet beëdiging en inhuldiging van de Koning bepaalt immers dat de door de voorzitter van de Staten-Generaal uitgesproken plechtige verklaring kan worden 'beëdigd of bevestigd'. Bij het gebruik van de eed is er geen twijfel mogelijk, dan dienen de woorden "Zo waarlijk helpe mij God Almachtig" of "Sa wier helpe my God Almachtich" te worden gebruikt. De bevestiging is even wel iets anders dan een belofte. In de 'Wet vorm van de eed' uit 1911 staat in artikel 1 dat er ter uitvoering van een wettelijk voorschrift een eed, belofte of bevestiging kan worden afgelegd. De woorden bij een belofte zijn "Dat beloof ik" en voor een bevestiging "Dat verklaar ik". In de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer wordt verklaard dat indien een belofte wordt afgelegd de woorden "Dat ûnthjit ik" mogen worden gebruikt, maar dat indien een bevestiging wordt afgelegd in plaats van de woorden "Dat verklaar ik" de woorden "Dat ferklearje ik" kunnen worden gebruikt. Het lijkt er derhalve op dat de Kamerleden die niet de eed hebben afgelegd, maar de belofte, de verkeerde woorden hebben gebruikt. Per saldo maakt dit staatsrechtelijk geen verschil, deze Kamerleden zijn gelijk te scharen met de Kamerleden die, om principiële redenen, ervoor hebben gekozen om noch de eed noch de belofte noch de bevestiging uit te spreken. 

Thema: Overheid en onderwijs
Auteurs: mr. Rudolf Knegtering en mr. Eric van der Goot

Meer nieuws Nieuwsbrief

Actueel

  • Digitale error komt voor risico van de advocaat
    Lees meer
  • Wro of Omgevingswet bij een gewijzigd bestemmingsplan?
    Lees meer
  • Wetsvoorstel Modernisering Concurrentiebeding, doorgeschoten regeling?
    Lees meer

Meer nieuws Nieuwsbrief

Advocaten en juristen

Wim Bulthuis

Advocaat

Ivo van der Meer

Advocaat

Cynthia Grondsma

Advocaat

Dirk-Jan Westra

Advocaat

José Kemper

Advocaat

Willemijn Kuper

Advocaat

Lisa Blankestijn

Advocaat

Ayla Bosma

Advocaat

Femke de Jong

Advocaat

Aimée Tjalma

Advocaat

Gido Kalfsbeek

Juridisch medewerker

Alle advocaten en juristen

Deze website gebruikt cookies Ok