Gedraging AZ-doelman Esteban strafrechtelijk toelaatbaar?

Datum: 21 december 2011. Locatie: Amsterdam Arena. Evenement: voetbalwedstrijd Ajax-AZ, nationale bekercompetitie. Minuut: 37. Te zien is dat vanachter het doel van AZ-doelman Esteban, een man het veld is opgekomen en rent in de richting van Esteban, die dan ongeveer bij de zestienmeterlijn staat en het spel volgt dat zich op de andere speelhelft afspeelt.

Bij de doelman aangekomen, zet de man een vliegende karatetrap in, met vermoedelijk de bedoeling om Esteban goed te raken. Esteban ziet de man echter op het laatste moment aankomen en weet de karatetrap (grotendeels) te ontwijken. De man komt op de grond terecht en Esteban geeft de man, die dus op de grond ligt, twee trappen tegen de benen, alvorens beveiligingsmedewerkers tussenbeide komen.

 

Dat de man die het veld heeft betreden, in overtreding is, daar lijkt iedereen het eens over te zijn. De man wacht mogelijk vervolging door het Openbaar Ministerie en ook de KNVB zal ongetwijfeld van zich laten horen. Over de gedraging van Esteban, lijken de meningen echter te verschillen. Minister Opstelten, oud-doelman Van Breukelen, mr. Plasman, velen hebben hun mening al via de media kenbaar gemaakt. Maar hoe zit het strafrechtelijk nou precies? Valt de gedraging van Esteban te scharen onder de noemer ‘zelfverdediging’, of strafrechtelijk gezegd: noodweer?

 

Noodweer

 

Noodweer is geregeld in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht:

 

“Niet strafbaar is hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of een anders lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.”

 

In het kader van het voorval met Esteban zal ik mij hierna beperken tot het bespreken van een aantal elementen van noodweer, dat volgens mij voor dit voorval van belang is:

 

-          aanranding;

-          proportionaliteit;

-          subsidiariteit;

-          mogelijkheid om te vluchten.     

 

Onder aanranding wordt verstaan een feitelijke aantasting van eigen of anders lijf. Daarnaast wordt ook als aanranding gekwalificeerd een gedraging welke een onmiddellijk dreigend gevaar voor een dergelijke aantasting oplevert.

 

Proportionaliteit betekent dat het verdedigingsmiddel niet in onredelijke verhouding mag staan tot de ernst van de aanranding. Subsidiariteit wil zeggen dat degene die verdedigt, daarvoor het minst gevaarlijke en ernstige middel dient te gebruiken. Om een extreem voorbeeld te geven: kan de aanrander worden uitgeschakeld door een schot in het been, dan hoeft men hem niet in het hoofd te treffen. Daarnaast mag het middel niet verder aangewend worden dan voor verdediging noodzakelijk is.

 

Een afweging die ook een rol speelt bij de vraag of een beroep op noodweer slaagt, is of de verdediger zich aan de aanranding had kunnen ontrekken door te vluchten. De Hoge Raad heeft hierover al in 1957 uitgemaakt dat de vraag of de aangerande moest vluchten, niet in algemene bewoordingen beantwoord kan worden. Met andere woorden: gekeken dient te worden naar de omstandigheden van het geval. Vluchten lijkt wel aangewezen te zijn als de ‘vluchter’ door te vluchten, niets riskeert. Daarom zal vluchten minder snel gevergd worden als men in de eigen woning wordt aangevallen.

 

Afweging

 

Met het voorgaande in het achterhoofd, is de beoordeling van het gedrag van Esteban juridisch een lastige. In het bijzonder gaat het dan om de twee trappen die door Esteban uitgedeeld zijn, terwijl zijn belager op de grond ligt. Enerzijds zou gesteld kunnen worden dat van de belager mogelijk nog steeds een onmiddellijk dreigend gevaar uitgaat, ook als deze op de grond ligt. Anderzijds zou betoogd kunnen worden dat Esteban de twee schoppen heeft uitgedeeld terwijl dat eigenlijk niet meer nodig was (subsidiariteit) én terwijl hij had kunnen vluchten. Door te vluchten zou hij ‘niks riskeren’.

 

Noodweerexces

 

Nu over het voorgaande getwist kan worden, biedt artikel 41 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht wellicht meer uitkomst voor Esteban:

 

“Niet strafbaar is de overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging, indien zij het gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, door de aanranding veroorzaakt.“

 

Dit artikel gaat over noodweerexces en heft de strafbaarheid op van degene, die de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschrijdt. Daarbij moet vooral gedacht worden aan degene die de subsidiariteit uit het oog verliest. Van noodweerexces is bijvoorbeeld sprake als men harder terugslaat dan nodig is om de aanval af te weren, of een schietwapen gebruikt waar met minder had kunnen worden volstaan. Onder noodweerexces valt ook de situatie waarin men langer doorslaat dan strikt noodzakelijk. Straffeloos zijn dus ook de klappen die worden uitgedeeld als de aanranding al is beëindigd en verdediging daartegen niet meer noodzakelijk is.

 

Wel moet de overschrijding van de grenzen een onmiddellijk gevolg zijn van een hevige gemoedsbeweging. Een spontane gemoedsbeweging die veroorzaakt wordt door de aanranding. De hevige gemoedsbeweging kan bestaan uit angst, vrees of radeloosheid, woede, verontwaardiging of drift. De dader die een zich verwijderende aanvaller achterna loopt en in de rug steekt, kan zich niet meer op noodweerexces beroepen. Dat geldt ook voor de dader, die aan zijn aanvaller het mes had ontfutseld en hem daarmee neerstak.

 

Of er sprake is van noodweerexces, zal beoordeeld moeten worden aan de omstandigheden van het geval. Of er in het geval van Esteban sprake is van noodweerexces, zal mijns inziens vooral afhangen van de redenen van Esteban om zijn belager te trappen, terwijl deze op de grond lag en van de vraag of die redenen, gelet op alle omstandigheden, een beroep op noodweerexces kunnen rechtvaardigen.

 

Slotafweging       

 

Concluderend kan gesteld worden dat een eventuele vervolging van Esteban, een juridisch interessante rechtszaak zou opleveren. De vraag is of deze vervolging zal plaatsvinden.  

De gedragingen van Esteban zouden voor hem vermoedelijk wel (zekere) gevolgen gehad hebben, had Esteban de belager op zijn hoofd geraakt, terwijl deze op de grond lag. Bij een dergelijke trap tegen het hoofd zijn rechtbanken wel eens geneigd aan te nemen dat er sprake is van een poging tot doodslag, omdat het hoofd het meest kwetsbare gedeelte van het lichaam is. De Rechtbank Leeuwarden bijvoorbeeld, kan dan zomaar een gevangenisstraf van twee of drie jaren opleggen.

Meer nieuws Nieuwsbrief

Actueel

  • Digitale error komt voor risico van de advocaat
    Lees meer
  • Wro of Omgevingswet bij een gewijzigd bestemmingsplan?
    Lees meer
  • Wetsvoorstel Modernisering Concurrentiebeding, doorgeschoten regeling?
    Lees meer

Meer nieuws Nieuwsbrief

Advocaten en juristen

Wim Bulthuis

Advocaat

Ivo van der Meer

Advocaat

Cynthia Grondsma

Advocaat

Dirk-Jan Westra

Advocaat

José Kemper

Advocaat

Willemijn Kuper

Advocaat

Lisa Blankestijn

Advocaat

Ayla Bosma

Advocaat

Femke de Jong

Advocaat

Aimée Tjalma

Advocaat

Gido Kalfsbeek

Juridisch medewerker

Alle advocaten en juristen

Deze website gebruikt cookies Ok